WONEN IN ITALIË – Voor wat, hoort wat
Op de aanrecht ligt een flessenpompoen. Wat zal ik daar nou eens mee gaan doen? Behalve iemand er een gat mee in z'n kop slaan, kan ik niks anders bedenken dan er soep van te maken.
Behalve de pompoen liggen er ook nog zakken vol appels, kaki en 'nespoli' (mispels) in het groenterek. Op de aanrecht staan een paar flessen witte wijn zonder etiket, eigen produktie van een dorpsgenoot.
En in de ijskast kartonnetjes vol eieren, ik zou bijna zeggen zelf gelegd, maar bedoel natuurlijk door eigen kippen gelegd. Een fles zelfgeperste olijfolie, een zak aardappelen die al van alle kanten wortel beginnen te schieten. Allemaal gekregen. Het is zo lief, maar er valt niet tegenop te eten.
Afgelopen september bracht de familie Van Bentem mij weer eens zes zakken tulpenbollen, afkomstig van hun eigen bedrijf in Nederland. Ze hebben hier een tweede huis en voordat ze in de herfst vertrekken, zetten ze altijd bij een paar landgenoten zakken met tulpenbollen neer.
Wij verspreiden die dan onder de bevolking. Iedereen is er blij mee, want de tulpen komen allemaal op en hebben een mooie spitse vorm. En de Van Bentems maken zo op een leuke manier reclame voor hun bollen.
Ik zet altijd een berichtje op de dorpsapp dat wie geïnteresseerd is, de 'bulbi' bij mij kan afhalen. Er komen er altijd maar een paar langs en de rest roept als ze me zien - houd je nog wat tulpenbollen voor me apart! - Dus het einde van het liedje is dat ik toch achter iedereen aanhol met de bestelde bollen.
Maar nou komt het: hoewel ik de bollen gratis krijg en ze ook weer gratis verspreid, krijg ik in ruil voor de bollen altijd van alles toegestopt. Want dat is nou typisch Italiaans: voor wat, hoort wat.
Je hoeft maar iets voor een Italiaan te doen of mee te nemen en hij zal meteen met een tegengift op de proppen komen.
Zo ga ik wekelijks naar een zieke vrouw die inmiddels ook een vriendin is geworden. Als ik er ben, kan haar man iets voor zichzelf gaan doen. En ik doe het graag.
Maar bijna iedere keer ga ik met een gift naar huis en dat is echt niet nodig. Ik zeg dat ook regelmatig, maar mijn bezwaren worden weggewuifd - neem nou maar mee - en verder wordt er geen woord meer aan verspild.
Dat weggeven zit er hier op het platteland echt ingebakken. De mensen waren vroeger natuurlijk volkomen op elkaar aangewezen en wat de één te veel had, werd uitgewisseld voor iets anders wat ontbrak.
Het leven was en is hier nog steeds hard. Mensen ploeteren op hun landje waarop ze groente en fruit verbouwen. Dit uitwisselen van voedsel of hout is in de volksaard geslopen maar geeft uiteindelijk iedereen wat ie nodig heeft.
Ik heb ook mijn buren er al blij mee kunnen maken. Ik kwam namelijk een paar keer met truffels thuis. Die gaf ik aan Grazia en die maakte dan een lunch met gerechten die je met truffel eet.
Wij buitenlanders zijn inmiddels ook een beetje door dit virus aangestoken. Wij gaan ook nooit ergens naartoe zonder iets mee te nemen. Of je nu eters hebt, of iemand op de koffie of op de borrel hebt, iedereen komt met zelfgemaakte jam, een plantje, of oogst uit eigen 'orto' aanzetten.
Ik denk dat sommige potten jam soms wel langs vijf verschillende adressen circuleren. Zo kan het gebeuren dat je op een dag je eigen weggegeven pot jam weer in je hand houdt...
Jarenlang was het een droom. Een huis in Italië. Op vakantie stond ik steevast lang voor de etalage van de makelaar ter plaatse. Maar het moment was (nog) niet geschikt. Ik werkte nog, mijn geliefde was ziek, m’n ouders hadden steeds meer zorg nodig. Ik bleef dromen en fantaseren, allemaal heel veilig. Jaar na jaar ging voorbij. Er gebeurde veel. Cor ging dood, ik maakte een voettocht naar Rome, werd ontslagen en toen was daar opeens het moment van: nu of nooit.